Sie befinden Sich nicht im Netzwerk der Universität Paderborn. Der Zugriff auf elektronische Ressourcen ist gegebenenfalls nur via VPN oder Shibboleth (DFN-AAI) möglich. mehr Informationen...
Ergebnis 5 von 16

Details

Autor(en) / Beteiligte
Titel
Onderwijsconcepten En Professionele Ontwikkeling Van Leraren Vanuit Praktijktheoretisch Perspectief
Ort / Verlag
ProQuest Dissertations Publishing
Erscheinungsjahr
2004
Link zum Volltext
Quelle
ProQuest Dissertations & Theses A&I
Beschreibungen/Notizen
  • In dit proefschrift wordt verslag gedaan van onderzoek onder leraren met betrekking tot de vraag naar goed onderwijzen. Dit gebeurt enerzijds doordat een overzicht wordt geboden van literatuur waarin onderzoeksbenaderingen worden beschreven die zich hiermee bezighouden en anderzijds doordat verslag wordt gedaan en resultaten worden beschreven van twee empirische onderzoeken (een hoofdonderzoek en een aanvullend onderzoek) die zijn uitgevoerd vanuit een ander dan het traditionele perspectief waarin onderzoek naar goed onderwijs en goed onderwijzen wordt gedaan. Dit perspectief betreft een praktijktheoretische invalshoek waarin een centrale rol wordt ingenomen door datgene wat leraren zelf van belang vinden in het onderwijs en het geven van onderwijs. De praktijktheorieën van leraren zijn tot stand gekomen vanuit ervaringen in de alledaagse onderwijspraktijk die zijn vermengd met theoretische noties en persoonlijke ervaringen, en hebben een duidelijke betekenis voor het handelen in deze praktijk. Omdat praktijktheorieën betrekking kunnen hebben op verschillende aspecten van het onderwijs en dus zeer uitgebreid kunnen zijn, is ervoor gekozen om in het hoofdonderzoek enkele aspecten, die de kern van het denken over onderwijs vormen, eruit te lichten. Dit betreft het doel en de inhoud van het onderwijs en daarnaast de rol van de leraar en de rol van de leerlingen in het onderwijsleerproces. Deze vier aspecten vormen samen het onderwijsconcept van de leraar. In het aanvullend onderzoek is een verdere beperking aangebracht. Daarin is gefocused op de praktijktheorieën van leraren over het leren door leerlingen en is nagegaan in hoeverre deze veranderen of verder ontwikkelen in de loop van de carrière van leraren. Ten aanzien van het hoofdonderzoek stonden de volgende onderzoeksvragen centraal: 1. Waaruit bestaat de praktijktheorie van ervaren leraren ten aanzien van de onderscheiden aspecten van hun onderwijsconcept? 2a. Welke patronen zijn zichtbaar binnen de aspecten van een onderwijsconcept: welke theorieën worden voor elk van de afzonderlijke aspecten door de leraren genoemd? 2b. Welke patronen zijn zichtbaar ten aanzien van het onderwijsconcept van individuele leraren: is het onderwijsconcept van individuele leraren een consistent geheel? 3. Welke persoonlijke factoren en contextfactoren hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van de onderwijsconcepten van leraren? Het aanvullend onderzoek bevatte onderstaande onderzoeksvragen: 1. In hoeverre heeft bij de leraren verandering of ontwikkeling in hun opvattingen over leren plaatsgevonden? 2. Indien er sprake is van verandering of ontwikkeling: welke patronen zijn daarin te onderscheiden en welke factoren hebben invloed (gehad) op deze verandering of ontwikkeling? De relevantie van het onderzoek is tweeledig. In wetenschappelijk opzicht is het onderzoek naar praktijktheorieën van leraren van belang, omdat deze nog weinig of geen deel uitmaken van de wetenschappelijke kennisbasis van het onderwijzen die daardoor onvolledig is. Onderhavig onderzoek levert een bijdrage aan het completeren van deze kennisbasis. Vanwege haar contextuele karakter biedt inzicht in praktijkkennis een beter en realistischer beeld van de complexiteit van het onderwijzen. In praktisch opzicht is het onderzoek relevant, omdat de cognities van leraren en hun handelen centraal staan in relatie tot de context waarin zij werken. Deze cognities worden beschouwd als essentiële onderdelen van hun professionaliteit. Inzicht in deze onderliggende cognities maakt het professionele karakter van het leraarsberoep zichtbaar. Verder kan dit inzicht een rol spelen in de opleiding van leraren. Men hoeft geen jarenlange ervaring te hebben om bepaalde inzichten uit de praktijk te verkrijgen, maar kan er tijdens de opleiding al mee kennismaken. In hoofdstuk 2 van het proefschrift worden diverse benaderingen besproken die in relatie kunnen worden gebracht tot het thema ‘goed onderwijzen’. Deze benaderingen zijn: – het proces-productonderzoek of het effectiviteitsonderzoek waarin wordt bestudeerd welke leraarsgedragingen leiden tot goede leerprestaties bij leerlingen; – het expert-novice onderzoek bij leraren dat ingaat op verschillen tussen beginnende en ervaren leraren; – het onderzoek naar de (wetenschappelijke) kennisbasis van het onderwijzen. Elk van deze benaderingen legt eigen accenten en biedt interessante bevindingen, maar kent ook beperkingen. In iedere genoemde benadering wordt het onderwijzen op een reductionistische wijze beschouwd: het gaat om gedragsaspecten of cognitieve aspecten van leraren die niet aan elkaar worden gerelateerd en waarin contextuele aspecten buiten beschouwing worden gelaten. Aan de complexiteit van het onderwijzen wordt daardoor te weinig recht gedaan. Het empirisch onderzoek dat in het kader van dit proefschrift is uitgevoerd, probeert deze complexiteit juist centraal te stellen. Praktijktheorie vormt daarbij een belangrijk begrip. Dit begrip wordt in hoofdstuk 3 aan de orde gesteld. Praktijktheorie betreft situatiespecifieke of gecontextualiseerde kennis van een leraar die persoonlijke betekenis voor hem of haar heeft, ontstaan is vanuit praktijkervaringen en vermengd is met biografische elementen en theoretische kennis. Het uitvoerend handelen speelt een belangrijke rol bij het ontstaan ervan en dit handelen maakt er daarna ook weer gebruik van. Het heeft een ‘tacit’ karakter. Onderzoek naar praktijktheorieën van leraren biedt rijke informatie over het onderwijzen en het leraarsberoep, juist omdat het gecontextualiseerde en persoonlijke informatie bevat. Een risico van dergelijk onderzoek is dat de verworven kennis ‘blijft hangen’ in individuele kennis en niet op een hoger niveau wordt getild. In het proefschrift wordt daarom liever gesproken over praktijktheorie in plaats van het meer gangbare begrip ‘praktijkkennis’. Met dit begrip wordt uitdrukking gegeven aan zowel theoretische noties als aan kennis die op ervaringen is gebaseerd, het geïntegreerde karakter van beide en de sturing van het handelen door deze geïntegreerde kennis. De term geeft aan dat zo’n theorie dezelfde kenmerken als wetenschappelijke theorie heeft, namelijk samenhang tussen elementen van zo’n theorie. Verder wordt er in het proefschrift van uitgegaan dat praktijktheorieën niet puur individuele theorieën zijn en alleen persoonlijke kennis bevatten, maar in een maatschappelijk en cultureel perspectief moeten worden gezien. In hoofdstuk 3 wordt ook het begrip onderwijsconcept uiteen gezet, het object waarop de praktijktheorie zich in het proefschrift richt. Daarin zijn de volgende aspecten vertegenwoordigd: het doel van het onderwijs, de inhoud van het onderwijs, de rol van de leraar en de rol van de leerlingen in het onderwijsleerproces. Ideaaltypisch gezien bevat elk aspect twee contrasterende posities die in de praktijk in zuivere vorm waarschijnlijk niet bestaan, maar waarvan gezegd kan worden dat elementen van beide posities wel in de praktijktheorie van leraren kunnen voorkomen en waarbij de ene dominant is ten opzicht van de andere. Ze kunnen in de praktijk voor dilemma’s bij leraren zorgen. Ten aanzien van het doel van het onderwijs betreft de ene positie het verwerven van maatschappelijke kwalificaties en het reproduceren van bestaande kennis en vaardigheden door de leerlingen. De andere positie benadrukt de persoonsvorming en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen en het produceren van persoonlijke kennis. De posities van de inhoud van het onderwijs betreffen enerzijds objectieve en abstracte wetenschappelijke kennis en kennis uit beroepspraktijken en anderzijds een breed en veelzijdig vormingsaanbod dat afkomstig is uit verschillende bronnen en afhankelijk is van de behoeften van leerlingen. De positie van de rol van de leraar is aan de ene kant het overdragen van kennis, gerichte instructie en doelbewaking; aan de andere kant betreft het het brengen van het vormingsaanbod in de school, het begeleiden van leerlingen en het volgen van hun leerproces. De rol van de leerlingen is in deze optiek enerzijds een nogal passieve, met het verwerven van informatie, het luisteren naar de leraar en het accepteren van externe zingeving. Anderzijds is de rol van leerlingen het actief maken van keuzes uit het vormingsaanbod en het zingeven aan de daarin besloten kennis voor de eigen persoonlijkheid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de methodologische aspecten van het hoofdonderzoek. Het kan worden gekarakteriseerd als een kwalitatief-interpretatief onderzoek. Het betreft een dieptestudie onder acht ervaren leraren die afkomstig zijn van vier scholen voor voortgezet onderwijs. In iedere school zijn steeds twee leraren werkzaam. Voor de verzameling van de gegevens zijn de volgende methoden gehanteerd: – halfgestructureerde open interviews met de leraren waarin onderwerpen ter sprake kwamen die te maken hadden met de onderwijsconcepten van de leraren, biografische achtergronden en aspecten in relatie tot de schoolcontext; – observatie van enkele lessen die de leraren hebben gegeven; – participerende observatie tijdens informele momenten van het bezoek van de onderzoekster aan de scholen; – documentanalyse en interviews met leden van de schoolleiding voor het bestuderen van de schoolcontext; – bijhouden van een onderzoekerslogboek voor het expliciteren en controleren van de subjectiviteit van de onderzoekster. De gegevensverwerking heeft volgens een stappenplan plaatsgevonden. De interviews waren met een cassetterecorder opgenomen en vervolgens letterlijk uitgeschreven. Van de (les)observaties werden aantekeningen gemaakt die in een verslag zijn verwerkt. Daarna werd de tekst van het materiaal per leraar nauwkeurig gelezen en werden trefwoorden (labels) toegekend aan stukken tekst. Stukken tekst met dezelfde trefwoorden werden samengevoegd en daar omheen werden ideeën gevormd met betrekking tot de betekenis van de tekst en relaties tussen tekstdelen. Met behulp van de theorie werden de geordende gegevens
Sprache
Niederländisch
Identifikatoren
ISBN: 9798516027444
Titel-ID: cdi_proquest_journals_2568225511

Weiterführende Literatur

Empfehlungen zum selben Thema automatisch vorgeschlagen von bX